Gerald Schut
De geringe warmtevraag in de gebouwde omgeving in de zomer vormt een obstakel voor de ontwikkeling van geothermie in Nederland. Dat hebben drie experts gemeld tijdens de Energy Day van nieuwsplatform Energeia.
Het mooie van geothermie is dat het altijd warmte levert. Maar in de gebouwde omgeving vormt dat juist een probleem. Want ‘s zomers is er weinig warmtevraag voor woningen en kantoren. ‘Waar laat je dan de basislast? En hoe dek je de winterse maanden? Dat zijn de grote vragen waar we als sector voor staan,’ zegt Michiel van den Berg van Eneco. ‘Mijn les van de afgelopen jaren is dat je voor een succesvol geothermieproject eerst op zoek moet gaan naar warmte-afnemers in de zomer,’ vult Martien Visser, lector aan de Hanzehogeschool Groningen aan.
‘Je kunt een geothermie-put niet zomaar uit zetten in de zomer,’ legt Lodewijk Burghout van Hydreco GeoMEC uit. Technisch gezien omdat een bron er baat bij heeft dat je stabiel oppompt en injecteert. Enerzijds omdat je anders steeds warmte kwijt bent om een afgekoelde leiding weer op te warmen, anderzijds omdat de levensduur van leidingen te lijden heeft onder steeds krimpen en uitzetten door temperatuurschommelingen. Bovendien is een put economisch gezien veel minder rendabel als hij een deel van het jaar stil ligt.
In tegenstelling tot gebouwverwarming, vraagt de industrie om een stabiele aanvoer van warmte. ‘Het laaghangend fruit is geplukt,’ stelt Burghout van Hydreco GeoMEC. ‘Makkelijk aan te leggen putten in goede bodems met bekende profielen zijn aangelegd. Nu komen we in de gebouwde omgeving en daar wordt het moeilijker.’ Burghout wijst erop dat een groot deel van de Nederlandse bodem niet goed in kaart is gebracht. Alleen de gebieden waar naar olie en gas is geboord zijn goed bekend. Het onbekende deel van de ondergrond biedt waarschijnlijk ook goede boorlocaties, maar daarvoor moet eerst onderzoek verricht worden.