Boris van Zonneveld
Vanwege CO2-reductie is er globaal toenemende belangstelling voor het bouwen van kerncentrales. Aarzelt Nederland nog, in de rest van de wereld doet de Franse energiereus EDF goede zaken met hun nucleaire technologie. Vakis Ramany is verantwoordelijk voor nieuwe nucleaire projecten bij EDF en laat zijn licht schijnen op het perspectief voor Nederland.
EDF is een van de grootste elektriciteitsbedrijven van Europa. Het heeft een omzet van €71 miljard, 165.000 werknemers en een productiecapaciteit van 122 GW. Na de oliecrisis van 1973 begonnen zij met de bouw van dertien kerncentrales in eigen land om de afhankelijkheid van buitenlandse energieleveranciers te verminderen. Inmiddels heeft EDF bijna 60 kernreactoren verspreid over 19 centrales in Frankrijk, met een totale capaciteit van 63 GW. In 2007 begonnen ze met de bouw van de derde generatie EPR-kerncentrales aan de kust bij Flamanville, die een technische levensduur van 60 jaar hebben en €12,4 miljard euro kosten.
Nu kernenergie in de belangstelling staat vanwege de beperking van CO2-uitstoot heeft de Franse regering EDF verzocht een plan op te stellen voor de bouw van meer nieuwe kerncentrales, aangezien de oudste geleidelijk moeten worden afgebouwd. Is EDF in Nederland voor de helft eigenaar van de gasgestookte Sloecentrale in Vlissingen-Oost, bij de zittende regering Rutte bestaat weinig enthousiasme om kernenergie een serieus deel van de energiemix te laten uitmaken. In plaats daarvan worden miljardensubsidies gegeven aan zonne- en windenergieproducenten, terwijl dit voorziet in een slechts een fractie van de totale energiebehoefte.
De vraag is daarom wat EDF voor Nederland zou kunnen betekenen, mocht de politieke wind veranderen. Vakis Ramany is bij EDF Senior Vice President en verantwoordelijk voor Development for New Nuclear Projects. ‘In Engeland bouwen we twee reactoren en ontwikkelen we twee andere,’ vertelt hij. ‘Daarnaast focussen we ons op een groot project in India, 300 km ten zuiden van Mumbai. Dat is een programma met zes reactoren, waarvoor we samenwerken met een Indiaas bedrijf. In Brazilië ondersteunen we onze lokale partners bij de bouw van een centrale en de regering overweegt daar ook nieuwe centrales. Saudi-Arabië en Canada hebben ook nucleaire ambitieus.’
‘Veel Europese landen kijken naar nucleaire energie om hun energieafhankelijkheid te verminderen, vooral van Russisch gas. Onze aanpak combineert waterkracht, wind- en zonne-energie met kernenergie, zodat we een stabiele energietoevoer krijgen met een laag CO2-gehalte. In Polen heeft de regering plannen om steenkoolcentrales te vervangen door kerncentrales. In Tsjechië is het doel om in 2040 50% nucleaire energie in de energiemix te hebben. De Europese Commissie werkt momenteel aan de Green Deal. Steun voor kernenergie in dit kader zal de ontwikkeling van nieuwe nucleaire projecten zeker vergemakkelijken.’
‘Nederland is een nucleair land met Borssele als kerncentrale, met goede prestaties. Het heeft een zeer bekwame industrie met een goede supplychain en een geavanceerde infrastructuur. De nucleaire veiligheid is gewaarborgd. Er is qua infrastructuur wat nodig is voor de bouw van een centrale, daarom kun je versnellen, want om een nucleair programma te ontwikkelen moet aan vier voorwaarden worden voldaan. De eerste is publieke acceptatie. In Nederland is die er volgens mij. De meerderheid van de bevolking steunt het als manier om CO2-vrije energie te produceren. (Uit een peiling van het EenVandaag Opiniepanel onder ruim 18.000 leden bleek dat 54% voor was, red.). De tweede is politieke consensus, die is heel belangrijk, want een centrale gaat 60 jaar mee. Er komen verschillende regeringen in die periodes, waardoor politieke stabiliteit nodig is voordat je het risico neemt om te gaan bouwen. Die stabiliteit is er en het wettelijk kader ook. De laatste voorwaarde gaat over de investering: is het makkelijk om investeerders te vinden? Omdat aan drie voorwaarden wordt voldaan zien we Nederland als een land met mogelijkheden voor kernenergie.’
‘Dat is een goede vraag. De ontwikkeling van wind-, water- en zonne-energie heeft het momentum mee dankzij subsidie. Kernenergie profiteert daar niet van, zeker niet in Europa. Daarom zijn twee punten van belang: regulatie en het investeringsklimaat. Om een investeerder te overtuigen om geld in een nucleair project te steken is het kader heel belangrijk. Die investering moet beschermd worden tijdens de bouw en het risico op verlies moet laag worden gehouden. Ten tweede is het belangrijk om de energieopbrengst en winst voor investeerders te garanderen als de centrale eenmaal in bedrijf is. De Engelse regering ondersteunt onze technologie en de investering via specifieke contractuele regelingen. Voor toekomstige fabrieken werkt de regering al aan een specifieke regeling die de financiële risico’s tijdens de bouw vermindert. Dat neemt veel zorgen weg bij investeerders en zorgt ervoor dat het noodzakelijke kapitaal beschikbaar is. Zo’n investeringsmodel kan inspirerend werken voor andere landen waar nucleaire energie wordt overwogen.’
‘Onze vlaggenschiptechnologie is de European Pressurized Reactor (EPR). Het ontwerp van de EPR is gebaseerd op de hogedruk waterreactor (PWR), een type kernreactor van de derde generatie, dat water onder hoge druk (155 bar) als koeling en moderator voor de neutronen gebruikt. De belangrijkste veranderingen bij EPR ten opzichte van de tweede generatie zijn de verbeterde veiligheidssystemen en de verhoging van het rendement. Dit type is geschikt om kernenergie te produceren uit kernbrandstof, zoals 5% verrijkt uranium of MOX-brandstof, een nucleaire splijtstof. De eerste twee EPR’s ter wereld, Taishan 1 en 2 in China, zijn in 2018 en 2019 in gebruik genomen. Bij Flamanville bouwen we ook een EPR-reactor, maar de bouw is vertraagd en de stroomproductie zal naar verwachting pas in 2023 beginnen. In Engeland realiseren we bij Hinkley Point C twee EPR-reactoren. In India zijn we in gesprek om zes EPR’s te mogen bouwen. Die technologie kunnen we ook in Nederland toepassen. EPR is high power met een capaciteit van 1.650 MW. Die kunnen we neerzetten als er een significante vraag naar stroom is, als er een sterk energienetwerk ligt – en Nederland heeft dat – dus dat is te overwegen. Het tweede niveau is midrange, 1.000 tot 1.200 MW, dat past bij landen waar het energienetwerk niet zo goed is. Ik denk voor het vasteland van Europa behalve aan high power centrales ook aan centrales met lagere vermogens. Voor Nederland moeten we de situatie goed bekijken, ook naar wat de juiste balans is vanwege vraag en aanbod uit de buurlanden Duitsland, Frankrijk en België. Vanuit technisch oogpunt zou EPR passen, maar misschien zou midrange vanuit het oogpunt van balans beter passen.’