Verleden is geen indicatie voor extreem weer van de toekomst

Leestijd: 2 minuten

Teake Zuidema

Er is in Nederland een tijd geweest dat men de dorpsoudste raadpleegde om te bepalen hoe hoog een binnendijk moest zijn om het risico op overstromingen van huizen en landerijen te beperken. Die oudere man kon zich herinneren dat tijdens een overstroming in zijn jeugd alle koebeesten in de stal van boer zo-en-zo tot hun knieën in het  water stonden. Zo had men tenminste een idee hoe hoog de nieuwe dijk moest zijn om een herhaling daarvan te voorkomen.

Veel voorspellingen over extreme weersfenomenen gaan nog steeds zo. Men verzamelt historische data en trends – niet van de oudste bewoner, maar van satellieten en weerstations – om een idee te krijgen hoe de overstromingen en de hittegolven van de toekomst eruit zullen zien. Extremen zijn per definitie moeilijker te voorspellen dan gemiddelden, maar de informatie is broodnodig om te weten hoe hoog, sterk, flexibel en duurzaam infrastructuur moet zijn.

Klimaatsverandering solt echter lelijk met de idee dat je een trend uit het verleden kunt doortrekken naar de toekomst om te weten wat voor extremen ons te wachten staan. Voorbeeld: wanneer een stad als Houston in tien jaar tijd drie eens-in-de-honderd jaar overstromingen beleeft dan is duidelijk dat de calamiteiten uit het verleden niet langer het heden of de toekomst voorspellen.

Noah Diffenbaugh, earth system scientist aan de Stanford University, gebruikte voor een onderzoek in Science Advances recentelijk historische data over stormen, hittegolven en droogden op het noordelijk halfrond tussen 1961 en 2005 om daarmee de frequentie te voorspellen waarmee deze extremen zich zouden voordoen in de periode tussen 2006 en 2017.

De data die Diffenbaugh gebruikte bleken nog goed om de frequentie te voorspellen van extreme weersomstandigheden in het laatste decennium van de twintigste eeuw. Maar de voorspellingen voor 2006-2017 zaten er volkomen naast. Zowel het werkelijke aantal hete dagen in Europa, als het werkelijke aantal dagen met extreem hoge neerslag in Europa en Noord Amerika lag in die periode zo’n 50 procent hoger dan wat Diffenbaugh op basis van de historische data mocht aannemen.

‘De extra opwarming van de aarde die we in het afgelopen decennium veroorzaakt hebben is zo significant dat extreme weerspatronen compleet verschillen met die van het verleden,’ aldus Diffenbaugh. De nieuwste computermodellen van de Stanford University, waarin de effecten van klimaatsverandering zijn opgenomen, zijn wel in staat met redelijke nauwkeurigheid extreme weergekomen in de periode 2006-2017 te voorspellen.

Van groot belang zijn ook de studies van de World Weather Attribution Group. Deze groep – waarin het KNMI participeert – vergelijkt extreme weersfenomenen in computersimulaties waarin al dan niet de effecten van klimaatsverandering zijn verdisconteerd.  De studies geven zo een indicatie wat het effect van klimaatsverandering is geweest op concrete stormen en hittegolven.

Tien dagen nadat de tropische storm Imelda woonwijken van Houston onder water zette, kwam de World Weather Attribution Group tot de conclusie dat deze storm in september 2019 door klimaatsverandering 28 procent intenser was dan zonder klimaatsverandering het geval zou zijn geweest. Dergelijke analyses kunnen ook beter zich geven op hoe toekomstige stormen en hittegolven zich zullen ontwikkelen.

Lees ook

Nieuwsbrief