Thomas van de Sandt
Ingenieurs zijn voorzichtig positief over de arbeidsmarkt en hun eigen positie daarin, zo blijkt uit het TW Salarisonderzoek 2014. Vooral voor de (petro)chemie, maritieme techniek en ict gaat het goed, terwijl de publieke sector en de bouw voorlopig achterblijven.
Download hier het complete TW Salarisonderzoek rapport
Het is nog steeds geen makkelijke weg naar de top, maar Nederlandse ingenieurs zijn wel steeds positiever over de arbeidsmarkt. Dat blijkt uit het TW Salarisonderzoek, het grootste beloningsonderzoek onder ingenieurs in Nederland, dat dit jaar voor de vierde keer is gehouden. In 2014 merkt 50 % van de in totaal 3.911 respondenten dat de arbeidsmarkt voor ingenieurs en hogeropgeleide bèta’s weer aantrekt, terwijl dat vorig jaar slechts 40 % was en de jaren daarvoor 37 %. Bijna 60 % van de ingenieurs komt weer vaker vacatures tegen, en 48 % werkt in een organisatie die zelf op zoek is naar nieuwe werknemers.
Het positieve gevoel over de arbeidsmarkt vertaalt zich vooralsnog nauwelijks naar de beloningen. Slechts 11 % geeft aan dat er weer ruimte is voor salarisverhoging en extraatjes. De respondenten geven een salarisstijging op van gemiddeld 2,4 %, weliswaar meer dan vorig jaar (1,9 %), maar minder dan in 2011 (3,4 %) en 2012 (3,6 %).
Hiermee gaan ingenieurs er dit jaar ten opzichte van de inflatie wel weer op vooruit, na één jaar waarin de inflatie hoger was dan de gemiddelde salarisstijging. Vorig jaar gaven ruim vierduizend respondenten nog een gemiddelde salarisstijging op van 1,9 % bij een gemiddelde inflatie van 2,5 %; dit jaar was de loonstijging 2,4 % bij een inflatie van 1 %.
De belangrijkste factoren voor de hoogte van het salaris zijn functie en leeftijd. Veel jongere ingenieurs hebben een baan in de technische uitvoering, terwijl ouderen vaker doorgroeien naar een managementbaan. Deze stap van technische uitvoering naar management brengt ook een duidelijke salarisstap: de meest verdienende functies zijn, met uitzondering van de hoogleraar, allemaal management- of directiefuncties (zie salaristabel).
Ingenieurs en hogeropgeleide bèta’s die het schoppen tot directielid verdienen het meest. Het bruto marktconform jaarsalaris voor directieleden is € 105.900. Dit salaris is inclusief alle extra’s, zoals een dertiende maand, vakantiegeld, bonussen en winstuitkering. Na de directieleden volgen hoogleraren (€ 99.700) en r&d-managers (€ 81.800). Onderaan de salarisladder staan de studenten/trainees (€ 36.200), werkvoorbereiders (€ 40.700) en onderzoekers (€ 43.400).
Degenen met de best verdienende banen maken ook het meeste overuren. Voor directieleden en hoogleraren zijn twaalf overuren per week normaal, de salesmanager komt op acht. Architecten schrijven met twee uur per week de minste overuren. De salesmanager krijgt met € 9.200 per jaar het hoogste variabele salaris, gevolgd door directieleden (€ 8.400) en accountmanagers (€ 1.900).
De respondenten in het onderzoek volgden vooral traditionele technische studies: werktuigbouwkunde (21 %), elektrotechniek (13 %) en civiele techniek (12 %). Van de studies die het vaakst voorkomen, kunnen afgestudeerden in de maritieme techniek/scheepsbouwkunde rekenen op het hoogste starterssalaris. Scheepsbouwers onder de dertig jaar krijgen een marktconform jaarsalaris van € 44.100. Zij worden gevolgd door technisch natuurkundigen (€ 42.300) en technisch scheikundigen (€ 42.200).
Qua branche doen starters in de petrochemische industrie het goed. Zowel olieraffinage en staalproductie (€ 45.600) als (petro)chemie (€ 41.900) eindigen in de top van starterssalarissen. Ook in de financiële sector (€ 45.100), lucht- en ruimtevaart (€ 42.900) en scheepsbouw (€ 42.100) zijn de starterssalarissen hoog. Relatief minder verdienen starters in de installatietechniek (€ 35.900), bouw (€ 36.100) en industrieel ontwerp (€ 36.600).
Voor wat betreft de salarisstijging blijft vooral de publieke sector achter. Respondenten die werkzaam zijn in het openbaar bestuur geven dit jaar een salarisstijging op van 1 %, en verwachten er volgend jaar maar 0,8 % bij te krijgen. Ook in het onderwijs, de gezondheidszorg en de bouw zijn de verwachtingen niet al te hoog gespannen. Voor de (petro)chemie en de ict geldt dat andersom en liggen de opgegeven salarisstijgingen voor dit en volgend jaar boven de 4 %.
De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt hebben nauwelijks invloed op de arbeidsmobiliteit van ingenieurs. Dit jaar is 10 % actief op zoek naar een nieuwe functie en 17 % is wel op zoek, maar niet actief daarmee bezig. Deze percentages zijn in vier jaar salarisonderzoek nauwelijks veranderd en geven eens te meer aan dat ingenieurs behoorlijk honkvast zijn. Nog minder mensen zijn op zoek naar een nieuwe werkgever: 8 % zoekt actief naar een nieuwe baas, 14 % niet actief.
De gemiddelde ingenieur werkt 7,4 jaar in dezelfde functie. Hij is over het algemeen positief over zijn eigen positie binnen de organisatie; 88 % zegt dat zijn leidinggevende er voldoende vertrouwen in heeft dat hij zijn werkzaamheden naar behoren uitvoert. Ook ervaart 84 % voldoende vrijheid binnen zijn baan en krijgt 82 % voldoende ruimte om zijn werkzaamheden zelf in te plannen. Iets minder mensen (70 %) ervaren een goede balans tussen werk en privé.
Parttime werken komt in het woordenboek van veel ingenieurs niet voor. Het gemiddelde contract is voor 38,4 uur per week (voor vrouwen gemiddeld 36 uur) en maar liefst 62 % werkt meer uren dan volgens het contract. Vaak (in 40 % van de gevallen) worden deze overuren niet gecompenseerd. In 33 % van de gevallen krijgt men er op een ander moment tijd voor terug en slechts 13 % van de overuren wordt uitbetaald.
Maar heel weinig ingenieurs (0,5 %) denken eraan de techniek de rug toe te keren. Er zijn wel wat twijfelaars (14 %), maar het grote merendeel (85 %) wil in de techniek blijven werken.
Salaris is voor ingenieurs een belangrijk aspect binnen hun baan, maar aan sfeer en uitdaging wordt nog meer waarde gehecht. Van de respondenten beoordeelt 98 % sfeer en collegialiteit als ‘belangrijk’ of ‘zeer belangrijk’. Daarna volgen uitdaging (95 %), salaris (90 %) en ontwikkelingsmogelijkheden (89 %).
Er zijn kleine, maar significante verschillen in hoe generaties verschillende aspecten in een baan beoordelen. Werknemers boven de 45 jaar zijn meer op zoek naar maatschappelijke relevantie, een auto, laptop of smart phone van de zaak, flexibele werktijden en de zekerheid van een lang dienstverband. Jongeren onder de dertig kiezen juist voor promotiekansen, ontwikkelings- en opleidingsmogelijkheden en spraakmakende opdrachten en projecten.
Ook tussen mannen en vrouwen zijn er verschillen. Vrouwen vinden maatschappelijke relevantie, een baan dichtbij huis en ontwikkelingsmogelijkheden belangrijker, terwijl mannen meer worden geleid door het salaris en de auto of smart phone van de zaak.
Over het algemeen komt wat men belangrijk acht ook voldoende terug in de huidige baan. Het grootste verschil tussen wens en realiteit ligt bij ontwikkelingsmogelijkheden, slechts 77 % vindt deze voldoende terug. Ook de promotiekansen, uitdaging en in mindere mate het salaris blijven soms achter bij wat men wil.
Ingenieurs werken niet vaak thuis. Het percentage dat thuis kan werken (69 %) is al sinds 2011 vrijwel gelijk, maar hiervan maakt het grootste gedeelte (90 %) minder dan één dag in de week gebruik.
Ook het zakelijk gebruik van laptops, smartphones en tablets is in alle jaren TW Salarisonderzoek niet veel veranderd. Het zakelijk laptopgebruik was in 2011 al 67 % en is in 2014 slechts gestegen tot 69 %. Eveneens een geringe stijging zien we in het gebruik van smartphones, dat van 41 % naar 54 % steeg. Het gebruik van tablets liet weliswaar ruim een verdubbeling zien in de afgelopen drie jaar (van 7 % naar 15 %), maar is nog steeds niet wijdverbreid te noemen.
Een opvallend detail dat in elk TW Salarisonderzoek terugkomt is dat de respondenten hun eigen opleiding beter beoordelen dan die van de huidige generatie: 65 % beoordeelt dat zijn eigen studie goed aansloot op zijn eerste baan, maar slechts 38 % heeft de indruk dat de huidige generatie afgestudeerden moeiteloos aansluiting vindt op de werkzaamheden binnen de eigen organisatie.