SyRI was héél zorgvuldig

Leestijd: 2 minuten

Michael Persson

Eind september 2014 schreef ik een artikel over een nieuw systeem van het ministerie van Sociale Zaken. Ik had een wetstekst gelezen over ‘een instrument waarmee gegevensbestanden kunnen worden gekoppeld ten behoeve van het bestrijden van fraude’. Er waren nogal wat bezwaren tegen, onder meer van het College Bescherming Persoonsgegevens en de Raad van State, maar toch was de wet als hamerstuk door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen.

Dat wil zeggen: er was niet over gedebatteerd. Iedereen was voor.

Het artikel was op 1 oktober de opening van de krant. ‘Burger wordt straks doorgelicht zoals profiel crimineel wordt opgesteld’, was de kop. Ik beschreef hoe dit nieuwe Systeem Risico Indicatie (SyRI) met een combinatie van datamining en patroonherkenning ‘risicomodellen’ zou genereren waaruit ‘risicomeldingen’ moesten rollen: potentiële fraudeurs en belastingontduikers.

‘De mogelijkheden van gegevensuitwisseling moeten optimaal worden benut’, zei minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. ‘Dit draagt bij aan het draagvlak in de sociale zekerheid en een adequate fraudebestrijding.’

Er was ophef, die dag. Het nieuws werd overgenomen, belandde op Teletekst, de minister kreeg lastige vragen. Zijn woordvoerder mailde me: Asscher was not amused. Hij had wél naar de toezichthouders geluisterd, het systeem was héél zorgvuldig, dat koppelen gaat echt niet zomaar, en willen we allemaal niet dat die fraudeurs worden aangepakt? Uiteindelijk werd dát de lijn van de meeste andere media: niks aan de hand.

Ik vroeg of ik met de bouwers van het systeem kon praten – en een maand later zat ik met twee dames om tafel die een en ander wel wilden uitleggen. Techniek is mensenwerk. Achter elk algoritme zit een gezicht, en dit waren aardige gezichten. Ze probeerden de geruststellende woorden van de minister hard te maken en hadden het over procedures en kick-offs en evaluaties. Maar toen ik vroeg welke bestanden er werden gekoppeld, wilden ze dat niet zeggen. Toen ik vroeg hoe de filters werkten, zeiden ze dat dat geheim was. Toen ik vroeg hoeveel onschuldigen er in de netten bleven hangen, hadden ze daar geen antwoord op.

Daar schreef ik toen een nieuw stuk over, met de cruciale details die wat mij betreft precies vertelden wat er mis was.

Toen bleef het bijna vijf jaar stil (ik noemde het systeem één keer, in een stuk over hoe China zijn burgers overal wilde gaan volgen).

De trein rolde door. Gemeenten begonnen in arme wijken met SyRI te experimenteren, inwoners klaagden, en privacy-organisaties spanden een rechtszaak aan. Vorige week deed de rechter uitspraak: SyRI was niet transparant en veel te geheimzinnig en kon daarom niet rechtvaardigen waarom het zo diep ingrijpt op het privéleven van Nederlanders. Ongeveer wat we vijf jaar geleden schreven. Een VN-rapporteur noemde de uitspraak een ‘internationale mijlpaal’ .

Een dag later stopte het ministerie met het systeem. Terug bij af. Dus toch. De les: inhoudelijke kritiek is niet genoeg, een staat stopt alleen als de rechter dat zegt. Van Asscher, inmiddels PvdA-fractieleider in de Tweede Kamer, heb ik geen reactie gelezen. Maar het parlement heeft dit dossier nooit goed begrepen.

Lees ook

Nieuwsbrief

Onze sponsor: