Benno Boeters
Opel bestaat dit jaar 130 jaar en de automaker herdenkt dat door zijn oorsprong nog eens uit de doeken te doen. Als fietsenfabriek dus.
Van 1886 tot 1936 produceerde Opel rond de 2,6 miljoen fietsen en in 1925 was de fietsenmaker de grootste van Europa door als eerste de tweewielers aan de lopende band in elkaar te zetten.
Grondlegger Adam Opel begon als maker van naaimachines, maar raakte geïnspireerd door de vélocipède (of ‘hoge bi’) die hij in Parijs zag rondrijden en bestelde onderdelen in Engeland waarmee hij zijn Opel-fiets assembleerde. Snel daarna ging hij ook ‘veiligheidsfietsen’ maken, fietsen met een ketting en ‘achterwielaandrijving’. (‘Veilig’ omdat de fietser veel lager in het zadel zat en dus niet zo hard viel als bij een hoge bi).
Eind 19e eeuw wonnen wielrenners op Opel-fietsen vele wedstrijden. Maar erfkwesties brachten de opvolgers van Adam Opel in problemen en in 1929 verkochten zij hun fabriek aan General Motors. Maar ze bleven fietsen maken, ook na de economische crisis van begin jaren dertig. Toch verkocht de fabrikant in 1936 de fietsenfabriek aan NSU om zich te concentreren op het maken van auto’s.
In 2012 keerde Opel terug naar zijn tweewieler-roots en presenteerde zijn Rad E, een elektrische fiets als aanvulling in het productenpakket als ‘mobiliteitsaanbieder’.
