Op weg naar drijvende windmolens

Leestijd: < 1 minuten

Jan Spoelstra

Na de huidige generatie vaste windturbines in ondiep water, worden drijvende windturbines gezien als de volgende stap in offshore wind.

Kennisinstituut Marin is bezig met de laatste serie proeven met drie verschillende concepten van drijvende windturbines voor het Amerikaanse DeepCwind Consortium, onder leiding van de Universiteit van Maine. Het uitgebreide modelproevenprogramma is op dit gebied een wereldprimeur.

 

Het kennisinstituut test drie typen platforms die geschikt kunnen zijn om windmolens op te plaatsen: halfafzinkbare platforms, tension leg platforms (afgemeerd met palen of staalkabels) en spar bouys (langgerekte boeien die weinig last hebben van golven). ‘Momenteel kijken we naar alle drie de opties, er is nog geen voorkeur uit de tests gekomen’, zo zegt dr. Habib Dagher van de Universiteit van Maine.

 

Het DeepCwind Consortium mikt op 2030, dan moet er een commercieel drijvend windpark voor de kust van Maine liggen. Waarom deze lange termijn? Dagher licht toe: ‘Het is een nieuwe technologie, die moeten we eerst goed testen. Volgend jaar plaatsen we eerst een aantal schaalmodellen (1:3) in zee. In 2017 willen we een pilot windpark van 25 MW installeren, wat in de loop van de jaren moet uitgroeien naar een windveld van 500 tot 1.000 MW.’

 

In Europa draait offshore wind op een grote pot subsidiegeld van de Europese Commissie en springen veel traditionele offshorebedrijven in deze markt. ‘In de VS gaat de ontwikkeling weliswaar veel trager, maar het pikt wel op, vooral aan de Midden- en Noord-Atlantische kust’, aldus Dagher.

Lees ook

Nieuwsbrief