Onder ingenieurs

Leestijd: 4 minuten

Erwin Boutsma

Het was dit jaar de eerste keer dat KIVI NIRIA ervoor koos om de uitreiking van de Vernufteling – de prijs voor het meest aansprekende project van een Nederlands ingenieursbureau in 2011 – en de verkiezing van de Ingenieur van het Jaar op dezelfde dag te organiseren.

De op donderdag 3 november in het Louwman Museum in Den Haag gehouden Dag van de Ingenieur, zoals de gecombineerde ingenieursmanifestatie is gedoopt, had dan ook een uitgebreid programma, met zelfs wat cabaret.

Daarnaast vond de uitreiking plaats van het erelidmaatschap van KIVI NIRIA aan voormalig Fugro-topman Gert-Jan Kramer (69) en presenteerde KIVI NIRIA-president Martin van Pernis de Ingenieurskaart, een initiatief van de ingenieursvereniging om de titel en competenties van ingenieurs internationaal eenduidig weer te geven.

Maar de dag draaide vooral om beide verkiezingen. De Vernufteling, waarin KIVI NIRIA samenwerkt met tijdschrift De Ingenieur en NL Ingenieurs, ging dit jaar naar LBP|Sight, dat voor het vernieuwde Scheepvaartmuseum in Amsterdam een slimme vloer bedacht die de nagalmtijd reduceerde van 13 naar 3 seconden. Juryvoorzitter Rudolf Das noemde het ‘een unieke oplossing die bovendien esthetisch volledig thuishoort bij het interieur van het museum’.

Michaël Lansbergen werd Ingenieur van het Jaar. De klinisch fysicus van de Ziekenhuis Groep Twente (ZGT) won de verkiezing, georganiseerd door KIVI NIRIA in samenwerking met Building Careers en Technisch Weekblad. Het juryoordeel was unaniem. Het vermogen van Lansbergen om twee traditioneel gescheiden werelden – de geneeskunde en de techniek – samen te laten werken, gaf de doorslag. Lansbergen zal het komende jaar ‘ambassadeur van de techniek’ zijn, een rol die hij in zijn bedanktoespraak zei met net zoveel enthousiasme als zijn werk te zullen vervullen.

De drie genomineerden voor Ingenieur van het Jaar worden ondervraagd door Jasper van Kuijk. Van links naar rechts: ir. Floris Boogaard (Tauw), ing. Elsbeth van der Linde (Grontmij) en ir. Michaël Lansbergen (ZGT)

Tijdens een bijeenkomst als de Dag van de Ingenieur, met allemaal vakbroeders, is het risico groot dat men vervalt in cliché’s, maar dat werd door dagvoorzitters Martin van Pernis, president van KIVI NIRIA, en Ed Nijpels, voorzitter van branchevereniging NL Ingenieurs, soepel vermeden. Uiteraard werden de hedendaagse uitdagingen voor de Nederlandse ingenieurs benoemd, maar het optimisme voerde de boventoon.

Wel zorgde Karel Luijben, rector magnificus van de TU Delft, in een paneldiscussie nog voor wat vuurwerk. Hij pleitte voor een numerus fixus voor veel meer studies – ‘ik noem bijvoorbeeld sociologie en psychologie’. Hierdoor zullen volgens hem opleidingen met een lage instroom maar hoge baankans vanzelf meer mensen gaan trekken. Hoe dat samen moet gaan met zijn tweede plan – strengere selectie aan de poort – werd minder duidelijk. Hij voegde er nog aan toe dat de overheid qua financiering de focus verkeerd legt: die moet niet bij de instroom van techniekstudenten liggen, maar bij de aflevering van ingenieurs. Het is bekende kritiek, die tamelijk breed wordt gedragen, maar bij de politiek vooralsnog geen gehoor vindt.

Het tweede deel van de middag werd aaneen gepraat door Jasper van Kuijk, aan de TU Delft gepromoveerd ingenieur én cabaretier. Zijn terugblik op het ‘techniekjaar 2011’ was hilarisch. Hij verklaarde zich opgelucht over het feit dat Steve Jobs niet langer van ingewikkelde technologie behapbare gebruiksproducten kan maken (‘technologie hoort iets ingewikkelds te zijn dat ingenieurs onderscheidt van de massa’), meende dat de ov-chipkaart een complot is om bejaarden uit het openbaar vervoer te weren (‘geen bejaarde snapt meer hoe je moet reizen met de trein of de bus’), en vond dat ingenieur Paul de Ingenieur van het Jaar had moeten worden (‘de ingenieur die belangrijk genoeg is om door de Nederlandse Marine met een helikopter van een Libisch strand te worden gered omdat hij zijn paspoort kwijt is, verdient die titel’).

Het in 2009 voltooide Louwman Museum in Den Haag vormde het ideale decor voor de Dag van de Ingenieur. In de pauzes en vooraf konden de bezoekers zich vergapen aan zo’n 250 auto’s die stuk voor stuk iconen zijn van hun tijd. Topstukken zijn onder meer de enig overgebleven auto van het Amersfoortse merk Eysink (de 10/12-HP uit 1912) en de Owen Magnetic M25-4 uit 1916 met magnetische transmissie. En wie denkt dat de de splinternieuwe generatie elektrische auto’s met benzinemotor als ‘range extender’ een baanbrekend ontwerp vormt, komt in het Louwman Museum voor een verrassing te staan. Daar staat namelijk één van drie overgebleven exemplaren van de Woods Dual Power uit 1917, een elektrische auto met parallel geschakelde 9 kW viercilinder benzinemotor met regeneratief remsysteem. Het was weliswaar een commerciële flop (te duur, lastig in het onderhoud, te zwaar), maar niettemin zijn tijd ver vooruit.

En dat is wat het ingenieur-zijn ook betekent, beaamden Van Pernis en Kramer: je nek uit durven steken en af en toe onderuit gaan. Ingenieurs maken de toekomst, niet omdat ze doen wat iedereen al deed, maar omdat ze de status quo niet accepteren. Jasper van Kuijk zei in zijn voordracht dat George Bernard Shaw dat al eens briljant had verwoord: ‘The reasonable man adapts himself to the conditions that surround him. The unreasonable man adapts surrounding conditions to himself. All progress depends on the unreasonable man.’ Ingenieurs zijn onredelijke mensen. En dat is een compliment.

Lees ook

Nieuwsbrief

Onze sponsor: