Thomas van de Sandt
Dat valt dus wel mee, hoezeer robots onze banen inpikken.
Het afgelopen jaar is de discussie over robots en de arbeidsmarkt weer flink opgelaaid, mede onder invloed van vicepremier Lodewijk Asscher. Allerlei doemscenario’s – samengevat met ‘ze pikken onze banen in’ – passeerden de revue. Maar een goed uitgebalanceerd rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) veegt de vloer aan met de doemdenkers (en de utopisten). Samengevat: de mate waarin robots het werk van mensen kunnen overnemen wordt overschat en er liggen juist goede mogelijkheden door mens en machine te laten samenwerken.
Probleem met discussies over robots is dat zowel voor- als tegenstanders ze vaak feilloos voorstellen. Zo is kunstmatige intelligentie ofwel een utopische oplossing voor allerlei problemen, ofwel een bedreiging voor de veiligheid en de arbeidsmarkt. Want als de robot in tal van taken de mens overvleugelt, is de mens dan niet al snel overbodig voor die taken? Een angstwekkende, maar soms ook hilarische gedachte, zoals de meest recente strips van Dilbert – op de redactie altijd graag gelezen – laten zien.
Het WRR-rapport toont echter dat het nog niet zo’n vaart loopt met robots die werknemers overvleugelen; de praktische belemmeringen voor de introductie van robots worden vaak onderschat. Allereerst zijn robots niet zo perfect als voor- en tegenstanders ze voorstellen; ze zijn net zo feilbaar als de mensen die ze hebben ontworpen en geprogrammeerd. Daarnaast vergen ze flinke investeringen en moet het hele bedrijfsproces op de schop om ze goed in te passen. Dat alles zorgt ervoor dat de implementatie op de werkvloer veel geleidelijker verloopt dan de soms schoksgewijze technische ontwikkelingen.
Dat betekent dat er ook de tijd is om het onderwijs en het beleid aan te passen op de kunstmatige intelligentie, die steeds dieper in de maatschappij geworteld zal raken. Want dat die aanpassingen nodig zijn is wel duidelijk: er zullen banen verdwijnen en nieuwe banen bijkomen en nog vaker zal de aard van de werkzaamheden veranderen. Dat betekent dat sommigen mensen buiten de boot kunnen vallen en het gevaar bestaat dat robotisering de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden vergroot. Om dat te voorkomen is nieuw sociaal beleid nodig.
Maar veel belangrijker is om manieren te vinden om werknemers en robots sámen productiever te maken. De mens is voorlopig beter in creativiteit, sociale interactie en omgaan met onverwachte omstandigheden en andere aspecten – zoals het vellen van morele oordelen – willen we wellicht helemaal nooit aan kunstmatige intelligentie overlaten. Door die sterke punten met die van robots te combineren is juist extra bedrijvigheid mogelijk.
De WRR pleit dan ook terecht voor een zogenoemde ‘inclusieve robotagenda’ waarin overheid, bedrijfsleven, onderzoeks- en onderwijsinstellingen samen op zoek gaan naar manieren om de samenwerking van robots en mensen te verbeteren. Op die manier pakken ze onze banen niet af, maar helpen ze ons om die baan zo goed mogelijk uit te voeren.