Gerald Schut
Er komt mogelijk een CO2-prijs voor elektriciteit, maar niet voor de industrie. CO2-opslag is hooguit een tussenoplossing en dan nog alleen met als doel de opgeslagen CO2 later als grondstof te gebruiken. En de helft van de opbrengst van wind op land gaat naar de lokale bevolking. Dat zijn enkele opvallende uitkomsten van het Klimaatakkoord, waarvan de hoofdlijnen 10 juli in Den Haag gepresenteerd zijn.
De toetssteen voor de voorstellen van de klimaattafels is niet of tegen de laagst mogelijke kosten 45 megaton CO2-reductie in 2030 wordt bereikt, maar of er sprake is van ‘no-regret’-interventies die ook op de lange termijn bijdragen aan een bijna CO2-neutrale economie in 2050, onderstreepte Ed Nijpels, voorzitter van de klimaattafels bij de presentatie van de plannen. Goedkoop kan daarbij duurkoop zijn, al relativeerde minister Eric Wiebes (EZK) bij de ontvangst van de voorstellen de totale kosten van de energietransitie. Het PBL raamt die op 0,5 % van het bnp. Wiebes: ‘De zorg kost 14 % van het bnp. Als je met een telescoop vanaf de maan naar Nederland kijkt, kun je niet anders dan concluderen: dit kunnen we ons veroorloven.’
Als er één ding duidelijk werd bij de presentatie van de voorstellen, is het dat er nog veel onduidelijk is. Aan drie van de vijf klimaattafels (industrie, mobiliteit, landbouw) is eigenlijk geen sprake van een akkoord. Daar zijn vooral opties genoemd, maar ligt geen hard en concreet plan. De voorzitter van de industrietafel, Annemieke Nijhoff, sprak zelfs van de ‘de tussenstand van ons werkdocument’. Nadat het PBL deze zomer de voorstellen heeft doorgerekend, worden de onderhandelingen in september voortgezet. Een overzicht per sector van wat er op tafel ligt.
De elektriciteitstafel kreeg al de helft van deze besparing in de schoot geworpen door het verbod op kolencentrales, dat minister Wiebes eerder aankondigde. Elektriciteit vormt het kruispunt van veel andere sectoren. Door het uitblijven van concrete uitkomsten over mobiliteit en industrie is het voor de elektriciteitstafel van Kees Vendrik nog onduidelijk op hoeveel extra elektriciteitsvraag uit die sectoren gerekend moet worden. Daarom heeft de tafel plannen gemaakt voor 84 tot 110 TWh aan zonne- en windenergie in 2030: vijf tot zeven keer zoveel als nu. Daarmee leveren wind en zon het equivalent van 70 tot 90 % van de huidige elektriciteitsvraag. In 2030 wordt die op maximaal 150 TWh geraamd (30 % meer dan nu). Op zee zorgen de windparken die al gepland zijn in het Energieakkoord (4 GW) en de Routekaart Wind op Zee (7,5 GW) voor minstens 49 TWh. Op land moet minstens 35 TWh worden opgewekt (drie keer zoveel als nu), wat grofweg neer zou komen op 500 windturbines en 75 miljoen zonnepanelen. Hoe die verdeling precies zal liggen, wordt regionaal besloten. In september wordt het land verdeeld in dertig klimaatregio’s die elk hun eigen regionale plan gaan maken. Die regionale plannen moeten eind 2019 af zijn. De helft van de opbrengst van wind op land zou naar de lokale bevolking moeten gaan. Dat aandeel geldt voor Nederland als geheel. ‘De opdrachten gaan techniekvrij naar de regio’s’, aldus Nijpels.
Er liggen vijf varianten voor een CO2-minimumprijs voor elektriciteitsproductie. Volgens een rapport van economisch bureau Frontier zou de combinatie van een nationale minimumprijs én sluiting van kolencentrales ongelukkig uitpakken, omdat daardoor relatief schone Nederlandse gascentrales uit de markt gedrukt worden ten faveure van viezere kolencentrales in het buitenland. Dat effect zou verdwijnen als de minimumprijs op regionaal niveau zou worden ingevoerd. Voorzitter Vendrik van de elektriciteitstafel relativeert het gevaar van een weglekeffect: ‘Het buitenland is ook in energietransitie. Duitsland is bezig met een kolentransitie. Wij gaan ervanuit dat die doorzet en proberen samen op te trekken met de buurlanden.’ Het PBL gaat bij de berekeningen van emissies van stroomimport daarom uit van stroomopwekking in een gascentrale met een Combined Cycle Gasturbine (CCGT) met een rendement van 58 %. Daarmee neemt het impliciet aan dat de transitie ook in het buitenland zal doorzetten.
De elektriciteitstafel voorziet een mooi huwelijk tussen wind op zee en de stroomvraag van de industrie, die voor 85 % is geclusterd in regio’s aan de kust. De industrie zou op haar beurt via hybride elektrificering zo’n 3 GW regelbaar vermogen aan het stroomnet kunnen bieden. In 2030 zou in totaal 23 GW weersonafhankelijk vermogen nodig zijn, onder meer om te worden ingezet tijdens Dunkeflautes – een samentrekking van het Duitse Dunkelheit (duisternis) en Windflaute (windstilte).
Ondanks de onenigheid aan de industrietafel liggen er voorstellen voor samen 31 tot 35 megaton reductie dankzij onder meer energie-efficiëntie (6,5 megaton), elektrificatie (5 à 6 megaton), ccs (11 à 12 megaton), waterstof (4 megaton), biomassa en gebruik van CO2 als grondstof (4 megaton). Het grootste twistpunt is wie er voor de kosten opdraait. De industrie verlangt jaarlijks € 500 miljoen tot € 1 miljard overheidsgeld om onrendabele besparingsmaatregelen te financieren. Onder de Noordzee is ruimte om decennialang jaarlijks enkele tientallen megatonnen CO2 op te slaan. De tafel zet in op 7 megaton reductie door ccs, met het uitdrukkelijke doel die later te gebruiken als grondstof voor de industrie (CCU).
In 2030 kunnen 1,8 tot 2,8 miljoen elektrische auto’s ruim de helft (3 tot 5 megaton) van de reductiedoelen voor mobiliteit opleveren. Daarvoor zijn 1,8 miljoen publieke (nu 33.000) en 1 miljoen private (nu 80.000) laadpalen nodig en moet het aantal snelladers verdubbelen tot 1.500. Andere opties die op tafel liggen zijn meer ov en fiets (2 megaton), groener goederenvervoer (3 megaton) en biobrandstof, emissieloos ov en waterstofauto’s (3 tot 5 megaton). Over de voorstellen is geen overeenstemming en over de kostenverdeling al helemaal niet.
Vanaf 2021 moeten jaarlijks 50.000 woningen verduurzaamd worden, oplopend tot 200.000 per jaar, ruim voor 2030. Dat wordt rendabeler gemaakt door de gasprijs met 20 eurocent per m3 te verhogen en de stroomprijs met 7 eurocent per kWh te verlagen. De hoop is bovendien gevestigd op woningcorporaties die als ‘startmotor’ snel beginnen met het verduurzamen van hun twee miljoen huurwoningen. Door schaalvoordelen te benutten hoopt de tafel op kostenreductie van in totaal € 30 miljard, waar robotica nog eens voor 10 tot 15 % extra besparing zou kunnen zorgen. Aquathermie zou op termijn 25 tot 40 % van de warmtevraag van de gebouwde omgeving (80 tot 120 PJ) kunnen leveren. Woningen worden per wijk ofwel aangesloten op een warmtenet, ofwel ‘all electric’ verwarmd met warmtepompen. In 2030 is nog 2 miljard m3 duurzaam gas nodig voor woningverwarming.
Ondanks de relatief eenvoudige opgave is de landbouwtafel het niet eens geworden. Haar reductieopgave van 3,5 megaton vertegenwoordigt slecht 10 % van haar huidige uitstoot. Een hogere waterstand in veenweidegebieden kan 1 megaton leveren, ultramoderne kassen op geothermie zelfs 1,8 megaton. De veehouderij kan ruim 1 megaton verzorgen door methaanreductie. En meer bos kan nog een 0,5 megaton leveren. Er liggen opties, maar er is nog geen akkoord.
‘Waterstof is dé sleutel naar de klimaattransitie. Als brandstof voor transport, als opslagmedium en als bron voor verwarming’, stelde Klimaatberaadvoorzitter Nijpels bij de presentatie van de hoofdlijnen voor het Klimaatakkoord. Hoe die productie van de waterstof betaald wordt en hoeveel ervoor nodig is, blijft evenwel ook in het akkoord onduidelijk. Maar, gelukkig heeft niemand ooit het doel – 49 % CO2-reductie in 2030 – ter discussie gesteld, zegt Nijpels. In september worden de onderhandelingen na doorrekening van het PBL hervat om aan het einde van dit jaar een definitief akkoord te kunnen presenteren.
In 2030 moet de Nederlandse CO2-uitstoot met 49 % afgenomen zijn ten opzichte van de 222 megaton uit 1990. 113 megaton is daarmee het plafond in 2030. Vorig jaar zat Nederland op 193 megaton CO2-equivalenten (CBS). Een gat van 80 megaton dus. Waarom hoeft het Klimaatakkoord dan slechts 45 megaton bij elkaar te sprokkelen? Het verschil zit in de ‘basispaden’ waarmee het PBL rekent in de jaarlijkse Nationale Energieverkenning (NEV). Volgens de meest recente prognose zou Nederland in 2030 met bestaande trends en huidig beleid (bijvoorbeeld emissiestandaarden voor auto’s die in 2030 30 % strenger zullen zijn dan nu) uitkomen op 158 megaton. Daarmee kregen de klimaattafels al 14 megaton cadeau ten opzichte van de hogere prognose van een jaar eerder die aan de basis lag van het regeerakkoord. Met de 45 megaton reductie van het Klimaatakkoord ten opzichte van de virtuele 158 megaton in 2030 is de cirkel rond.