Keuzes voor fossiele bedrijven

Leestijd: 2 minuten

Jan Spoelstra

Overal tegen zijn kan niet. Dat was eind oktober de kop boven een klimaatartikel in Elsevier Weekblad waarin de meest optimistische CO2-reductieplannen afkomstig uit de industrie op een rijtje gezet werden. Het artikel gaat over op wat er op korte termijn kan, om zo groot mogelijke sprongen te maken in CO2-uitstoot reductie.

De democratische rechtsstaat zit dan vaak in de weg, omdat de politieke vlag in verschillende regeerperiodes verschillende kanten op wappert. Voor het klimaatprobleem, waarbij de weg eruit meerdere kabinetsperiodes overstijgt, is dat erg lastig. Zo is het een bestuurlijke blunder dat we in 2008 nog besloten hebben om een aantal moderne kolencentrales te bouwen. Maar kwalijker: de beloftes van de politiek om de CO2 af te vangen en op te slaan (CCS) zijn een kabinetsperiode later geschonden, waardoor de kolencentrales er niet fraai op staan na het klimaatverdrag van Parijs. En zo staan er meer dossiers op stapel die het niet kunnen lijden dat de overheid terugkomt op eerdere grote besluiten.

De grootste uitdagingen voor het energienet op korte termijn is het duurzaam maken van regelbaar vermogen. Als je nu een elektrische auto koopt en deze vanavond aan het stroomnet hangt, waait de wind niet ineens harder. Maar via transformatorstations en hoogspanningslijnen vragen door stroomkabels verplaatsende elektronen meer koppel van een rotor in een elektriciteitscentrale. Deze rotor moet de 50 Hz op het stroomnet blijven bijhouden en dat kan alleen door meer gas in een gasturbine te verbranden.

Indirect zullen elektrische rijders via groene stroomcontracten wel meer zonnepanelen en windturbines stimuleren en dat maakt de rol van regelbare gasturbines op zijn beurt alleen maar crucialer. Er zijn plannen om de twee grote gascentrales van het Franse energiebedrijf Engie in Flevoland te voorzien van CCS-installaties. Maar als die centrales minder gaan draaien door meer zon en wind, worden die installaties alleen maar duurder en onrendabel, maar tegelijkertijd noodzakelijker voor een betrouwbaar stroomnet. Dat maakt dat je nu, net als bij de kolencentrales in 2008, keuzes moet maken voor zon en wind. En ook voor de gevolgen daarvan. Daar hangt namelijk aan vast dat je ook keuzes moet maken voor regelbaar vermogen via gas, en als je dat duurzaam wilt doen ook voor te subsidiëren CCS-installaties, zonder daar over 4 jaar op terug te komen.

En zo zijn er meer plannen van de grootste CO2-uitstoters van het land die wel moeten kunnen rekenen op consistent overheidsbeleid. Tata Steel gaf onlangs aan om op lange termijn staal te willen maken uit groene waterstof. Heel duur, maar als de overheid garant staat voor infrastructuur, de CO2-beprijzing Europees steeds effectiever wordt en er importheffingen komen op niet-duurzaam geproduceerd staal, kan die vlieger best op gaan.

Daarnaast gaat Shell een grote fabriek voor biobrandstoffen bouwen in Rotterdam. Ook daar zijn plannen om de CO2-uitstoot, overigens al afkomstig van biomassa, in lege gasvelden op de Noordzee op te slaan. Ook moet er via het H-Vision project een grote waterstofeconomie in de haven van Rotterdam komen. Eerst op basis van grijze waterstof (uit aardgas met CCS), om zo de infrastructuur voor groene waterstof kostenefficiënt te kunnen gaan bouwen.

Negen jaar tot 2030 lijkt nog ver weg, maar op de schaal van industriële installaties zit je op het punt dat je daar nu nog net investeringsbeslissingen voor kunt maken. Dat vergt wel consistente plannen voor de lange termijn. Het klimaatprobleem vergt een technische, wetenschappelijke en economische oplossing – waar de optimale keuzes over vier jaar niet compleet anders voor hoeven te zijn. Wel moeten we de voorheen fossiele bedrijven lange termijn vooruitzichten durven te geven, en niet overal tegen zijn als het gaat om de nu nog grote CO2-uitstoters.

Lees ook

Nieuwsbrief