Erwin Boutsma
Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) krijgt € 15 miljoen van de EU om het reeds hoogaangeschreven Nederlandse onderzoek naar personalized medicine meer momentum te geven.
De belofte van deze op individuele dna-profielen gebaseerde geneeskunde: minder bijwerkingen, een hoger genezingspercentage en een goedkopere gezondheidszorg.
Het is een direct en veelbelovend gevolg van het in 2003 afgeronde Human Genome Project (HGP), dat ons erfelijk materiaal, aangeduid met de term ‘genoom’, in kaart bracht. Onze kennis van cellulaire processen zou snel toenemen, was de verwachting, omdat we nu precies wisten welke genen de mens heeft om de dingen te doen die we doen. Alsof je een ingewikkeld, reeds in elkaar gezet lego-bouwwerk wilt doorgronden en eindelijk weet welke steentjes er allemaal gebruikt zijn.
Die euforie werd in de decennia erna minder, toen steeds duidelijker werd dat de onderlinge samenhang van al die genen ordegroottes ingewikkelder bleek bij de mens (en andere hogere dieren) dan bij lagere dieren. Anno 2015 is het duidelijker dan ooit dat het ontrafelen van het menselijk genoom slechts een klein – maar essentieel – beginstapje was. De lego-stenen zijn weliswaar bekend, maar veranderen van kleur en vorm als je ze probeert te monteren.
Maar terwijl moleculair-biologen noest verder ploeteren om onze biologie te begrijpen, werpt het HGP dus al wel vruchten af in de personalized medicine. Het genetisch profiel van een patiënt is daarin cruciaal in de besluitvorming over de meest kansrijke behandeling. Want omdat we met de technieken en inzichten uit het HGP nu snel kunnen zoeken naar kleine genetische variaties tussen individuen, is het mogelijk deze te correleren aan het verwachte effect van een medicijn.
Pionier van deze gepersonaliseerde geneeskunde was onder meer het Nederlands Kanker Instituut/Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis. In de groep van Laura van ’t Veer realiseerde men zich in de jaren negentig dat je eigenlijk helemaal niet hoeft te weten welke genen allemaal betrokken zijn bij kanker en hoe ze werken om effectief diagnostiek te bedrijven. Je kunt ook gewoon gebruik maken van verschillen in expressiepatronen van genen – in welke mate ze ‘aan’ of ‘uit’ staan – in een tumor ten opzichte van gezond weefsel. Je kunt die expressiepatronen correleren aan de gevoeligheid voor een bepaald medicijn.
Volgens het LUMC is inmiddels van tachtig combinaties van medicijnen en genen de correlatie onderzocht en in databases vastgelegd; dat aantal moet de komende jaren spectaculair gaan groeien. De betrokken onderzoekers speculeren al over het in kaart brengen van het complete genoom van patiënten, wat door nieuwe technologieën nu spectaculair veel sneller en goedkoper kan dan tijdens het HGP. Het nut daarvan lijkt vooralsnog beperkt. Met een compleet overzicht van het genetisch materiaal van een patiënt kunnen artsen weliswaar meer correlaties vinden, maar de complexiteit neemt logaritmisch toe. Deze gedachte lijkt de komende decennia vooral iets voor klinisch-genetisch onderzoek.
De samenleving wordt steeds individualistischer, menen opiniemakers. Het is een grappige correlatie dat de geneeskunde die trend volgt. Met een belangrijk verschil: daar is het zonder enige twijfel een goede ontwikkeling.