Het Amerikaanse elektriciteitsnet

Leestijd: 2 minuten

Rijkert Knoppers

Wie in de ondertitel van een boek over het Amerikaanse elektriciteitsnet vermeldt dat het om een biografie gaat, heeft geen gebrek aan pretentie.

Zeker niet nu het gaat om de levensgeschiedenis van wat in feite aangeduid kan worden als de grootste machine ter wereld. Toch slaagt historicus Julian Cohn goed in deze geschiedschrijving, wellicht geholpen door de informatie van haar vader Nathan Cohn, die tussen 1927 en 1989 als adviseur binnen de elektriciteitssector werkte.

Het boek begint met de ‘geboorte’ van het net in 1899, toen de San Gabriel Electric Company een eerste elektriciteitsleiding aanlegde tussen haar waterkrachtcentrale in de Azusa Canyon en de spoorwegmaatschappij van het ruim 36 km verder gelegen Los Angeles. In de winter bij hoog water leverde de waterkrachtcentrale het surplus aan opgewekte aan de Los Angeles Railroad Company voor de elektrisch aangedreven voertuigen, terwijl bij laag water de fossiel gestookte centrales van de spoorwegmaatschappij elektriciteit leverden aan de San Gabriel Electric Company.

In dezelfde periode vond de oprichting van de Southern California Power Company plaats, die, eveneens in 1899, een 33 kV-hoogspanningsleiding van 133 km aanlegde, op dat moment de langste leiding ter wereld. In de jaren daarna groeide het regionaal elektriciteitsnetwerk, wat de nodige afstemming vereiste. Niet alleen rond de keuze voor gelijkstroom of wisselstroom, maar ook ten aanzien van het gebruikte voltage en, in het geval van wisselstroom, het aantal fases.

Ook het landelijk net breidde zich snel uit, en tegen het jaar 1940 waren de meeste delen van de Verenigde Staten met elkaar verbonden, al betekende dit niet dat alle bedrijven, huishoudens en andere afnemers op een en hetzelfde net waren aangesloten. Mede onder invloed van de Tweede Wereldoorlog en de daardoor opkomende industrie nam de vraag naar elektriciteit snel toe. Hierdoor groeide steeds meer het besef dat een landelijk dekkend elektriciteitsnet noodzakelijk was om een betrouwbare stroomvoorziening te garanderen.

Het is niet bepaald een jubelverhaal, dat Cohn vertelt. Zo beschrijft ze uitvoerig dat door schaalvergroting de complexiteit van het netwerk drastisch toenam. In 1955 bijvoorbeeld ging het goed mis, toen een fout bij de Shawnee-centrale leidde tot een aaneenschakeling van verkeerde beslissingen, waardoor gedurende enkele maanden het betreffende elektriciteitsnet met ernstige problemen te kampen had. Om heden ten dage storingen op het net te voorkomen, gebruiken de netbeheerders steeds betere technieken. Maar juist die nieuwe technieken zijn kwetsbaar, doordat de foutmarges kleiner zijn, terwijl ook de kans op sabotage toeneemt.

Wie denkt dat de grootste machine ter wereld na ruim een eeuw inmiddels wel uitontwikkeld zal zijn, komt dus bedrogen uit.

 

Lees ook

Nieuwsbrief