Benno Boeters
Aan acties en beleid kan het niet liggen. Van alles wordt bijgehouden of op touw gezet om meer meiden richting techniek- en bètavakken te pushen. Het heeft maar matig effect.
Zo organiseerden Leidse fysici begin november weer een Ladies Day (negentig meisjes ‘deden zelf onderzoek en doken het laboratorium in’). En VHTO (het landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen in bèta/techniek) heeft tweeduizend vrouwen verzameld in Spiegelbeeld, een rolmodellendatabase. Er is een Sprint-programma, Jet-Net en Technet spannen zich in voor de meiden, er zijn meeloopdagen, speeddates en gastlessen… Alles uit de kast om de genderbalans meer in evenwicht te krijgen.
Nederland blijft een geval apart. Zeker als het gaat over vrouwen in techniek-, bèta- of ict-studies. Van alle moderne industrielanden (EU, VS, Japan) – dus mondiaal – scoren we het laagst qua aantal vrouwen die na de middelbare school kiezen voor bèta- en techniekstudierichtingen: 22,6 % in 2012. De landen waar verhoudingsgewijs de meeste vrouwen kiezen voor science, mathematics and computing zijn Italië (51,9 %), Roemenië (51,7 %) en Portugal (46,9 %). Waarom dit verschil zo groot is, blijft gissen. De drie genoemde landen zijn nauwelijks gidslanden in de strijd tegen machismo, sexisme of gendervooroordelen te noemen.
In de categorie ingenieursvakken (engineering, manufacturing and construction; de cijfers zijn verzameld door Eurostat) staat Italië op plaats zes; 30,9 % van de aankomende ingenieurs zijn vrouwen. IJsland, Polen, Denemarken, Macedonië en het ministaatje Lichtenstein doen het nog beter. Nederland staat in deze groep op de vierde plaats van onderen, met 18,2 %.
Steeds meer vrouwen in Nederland gaan een opleiding bèta/techniek op hbo- en wo-niveau doen, want de instroom in 2009-2010 was bijna 9.000 en in 2013-2014 net iets onder de 12.000. Maar ook de mannen gaan in grotere getale naar bèta/techniek: tien jaar geleden koos 18 % van alle beginnende hbo’ers en 26 % van alle wo’ers voor een ingenieurs- of bèta-opleiding. Nu liggen die percentages op 22 % respectievelijk 35 %.
Vrouwelijke studenten maakten tien jaar geleden voor 16 % deel uit van hbo bèta/techniek; in afgelopen studiejaar was dat gestegen naar 24 %. In het wo (b/t) nam de vrouwelijke instroom toe van 31 naar 39 %.
Maar ook daar hoort weer een kanttekening bij. Ook binnen het hoger techniek- en bèta-onderwijs kiezen meiden en jongens vaak heel verschillend. Zo bevolken vrouwen hoofdzakelijk de hbo-studies technische commerciële confectiekunde of -textielkunde. In biologie en medisch laboratoriumonderzoek studeren twee keer zoveel vrouwen als mannen. In werktuigbouw, elektrotechniek en ict vind je hoofdzakelijk mannen. Bij de universiteiten zijn liberal arts and sciences, biomedische wetenschappen, gezondheid & leven, farmacie, econometrie en industrieel ontwerpen bij uitstek het domein van vrouwen. En blijven werktuigbouw, technische natuurkunde, civiele techniek, elektrotechniek en informatica ‘als vanouds’ de mannenbolwerken.