Jan Spoelstra
Dit weekend staat de eerste Formule 1 race van het seizoen op het programma. Honderdduizenden fans zitten voor de buis voor deze guilty pleasure. Milieubewuste millenials horen namelijk naar de Formule E te kijken, de elektrische raceklasse van de internationale autosportfederatie FIA.
Hoe zit het met die Formule E die fans blijkbaar oninteressant vinden? In een recente podcast van Grand Prix Radio liet F1 commentator Olav Mol weten dat een formule 1 auto tien seconden later kan starten, en 50 seconden eerder over de streep komt dan zijn elektrische evenknie over één ronde. Volgens Mol kunnen de emotieloze elektrische wagentjes gewoon competitief doorrijden wanneer de voorvleugel eraf ligt, omdat de beperkte downforce die ze met een beperkt vermogen (250 kW) opwekken nauwelijks effect heeft op die klomp batterijen achterin die eigenlijk niet de bocht om wil.
De F1 rijdt met 1,6 liter V6 turbomotoren op benzine. Tegenwoordig voorzien van motor-generator units op de achteras en op de turbo, om zo via een klein accupakket energie terug te winnen uit de na-ijlende turbo of het remmen. Momenteel is er dus enige focus op efficiëntie, ook omdat motoren zo’n zeven races mee moeten gaan en er maar 100 liter brandstof per race doorheen mag gaan. De FIA duwt de sport zo in de richting van duurzaamheid. Maar technologie uit de F1 komt op deze manier never-nooit-niet meer in de straatauto terecht.
De ontwikkeling van de elektrische auto gaat namelijk zo snel dat de F1 zijn bestaansrecht als leverancier van technologie om straatauto’s te verbeteren heeft verloren. Elektromotoren naderen hun maximale efficiëntie en batterijen zijn goedkoop en licht genoeg. De prijs moet alleen nog iets omlaag zakken, maar ik ben ervan overtuigd dat over vijf jaar elektrisch rijden de standaard is.
Hoe houdt de F1 met verbrandingsmotoren toch bestaansrecht? Met biobrandstoffen. Of, beter, met via groene energie verkregen synthetische brandstoffen. Die laatste kunnen bovendien hun toepassing vinden bij elitedoeleinden als de luchtvaart en defensie waar volledig duurzaam nog wel een uitdaging is. Oil majors kunnen er bovendien goed mee voor de dag komen.
Het Formule 1 team van Ferrari is ontzettend machtig binnen de FIA en oefent regelmatig druk uit op de regels. Shell is op zijn beurt brandstofleverancier en sponsor van het Ferrari F1 team… Ik zie mogelijkheden om de emotie achter de luid gillende V12 motoren uit de ’90 weer terug te brengen in de F1, terwijl er een oprecht verhaal over de technologieontwikkeling verteld kan blijven worden. Fans zouden het fantastisch vinden.
Ik beschrijf hier de laatste strohalm voor de F1, anders moet Olav Mol straks toch echt races tussen emotieloze zoemende wagentjes gaan verslaan.