De zekerheid van wiskunde

Leestijd: 2 minuten

Anouck Vrouwe

Ik laat de juf van groep vijf mijn twee doosjes zien. ‘De kinderen moeten zelf gaan bedenken, in welke snoep zit en in welke poep’, vertel ik enthousiast. ‘Denk je dat ze dit wel kunnen?’, vraagt ze met hoorbare twijfel in haar stem. Haar blik doet me vermoeden dat ze zelf niet zou weten waar te beginnen met dit raadsel. Zou ze gelijk hebben? Overschat ik groep 5?

Dertien kinderen uit haar klas doen 19 maart mee aan de W4Kangoeroewedstrijd, een landelijke wiskundewedstrijd voor de basisschool en daarboven. Met verrassende vraagstukken die een vonkje creativiteit, een flits van inzicht vragen – aldus de organisatie. Het gaat om logisch redeneren, meer dan om rekenen. Ik mag ter voorbereiding twee gastlessen geven; dit soort vragen zijn de kinderen niet gewend.

In dit doosje zit snoep en in het andere doosje zit poep, leest één van de kinderen de tekst op doosje 1 voor. Meteen is er opwinding. Snoep, er zit snoep in! En daar dan poep, gatverdamme, echt waar? Dan komt de tekst op doosje 2. In een van deze doosjes zit snoep en in een van deze doosjes zit poep. Ja, dat wisten ze al. Er is één probleem, vertel ik ze. ‘Je weet niet of de teksten wel waar zijn.’ Ik heb hun volle aandacht. ‘De volgende les kiezen jullie welk doosje open gaat. Om te helpen geef ik één extra aanwijzing. Eén tekst is waar, de ander is een leugen.’ Ik vraag ze met zoveel mogelijk mensen over het raadsel te praten. ‘Ik vertrouw doosje 1 voor geen meter’, roept de flapuit van de groep meteen.

Het raadsel komt uit het briljante De prinses of de tijger. Als kind haalde ik het boek vol logicaraadsels elke zomervakantie uit de bibliotheek, om er op de achterbank de tijd mee te doden. In het boek laat de koning een gevangene uit twee kamers kiezen: in een zit de prinses, in een de tijger. Kiest de gevangene de juiste kamer, dan trouwt hij de prinses. Nu zijn uitgehuwelijkte prinsessen niet meer van deze tijd, dus heb ik haar in snoep veranderd, en de tijger in poep. Zelf speel ik de koning, die de aanwijzing geeft.

Een paar dagen later zie ik een van de Kangoeroekinderen. ‘Ik weet het!’, vertelt ze me. Na een feilloze redenering komt het juiste antwoord. ‘Dat klinkt alsof je er goed over hebt nagedacht’, zeg ik haar – ik kan het antwoord niet voor de tweede les al weggeven. Ze kijkt me aan. ‘Je hoeft niet te vertellen dat het goed is’, zegt ze. ‘Ik weet het namelijk zeker.’ Ze lacht tevreden: ‘Het kan gewoon niet anders.’

En de koning? Die haalt opgelucht adem.

Lees ook

Nieuwsbrief