De paradox van onderzoek naar goedkope, schone energie

Leestijd: 3 minuten

Gerald Schut

Wat is de meest verwaarloosde vorm van klimaatbeleid? In een helder, goed beargumenteerd stuk op het journalistieke platform Vox betoogt David Roberts dat publiek onderzoek naar schone energiebronnen zonder meer het ondergeschoven kindje van klimaatbeleid is. Wereldwijd gaat er $22 miljard in om, een schijntje vergeleken bij de $ 600 miljard die de VS jaarlijks aan militaire doelen spenderen.

Roberts haalt een onderzoek aan van Let’s Fund, een organisatie die zich sterk maakt om filantropische bestedingen doelmatiger in te zetten (‘effectief altruïsme’). Let’s Fund beoordeelt tien vormen van klimaatbeleid aan de hand van drie criteria. 1. Hoe groot is de impact? 2. Hoe verwaarloosd is de maatregel? 3. Hoe veel politieke steun is er voor te vinden? Op al deze criteria scoort publieke R&D naar hernieuwbare energie het hoogst. Goedkope schone energie is de droomoplossing voor het klimaat, er wordt veel te weinig geld in gestopt en over het volledige spectrum van de politiek is er steun voor te vinden. Waarom gebeurt het dan niet?

Er is geen internationale coördinatie voor nodig; ieder land kan in zijn eentje besluiten hier groot geld in te stoppen. En dat terwijl nieuwe vormen van schone energie onontbeerlijk zijn. Als rijke landen alleen hun eigen emissies omlaag brengen door inzet van dure technologie, maar emissies in arme landen blijven stijgen gaat het klimaat nog altijd naar de knoppen. Alleen goedkope energie kan helpen. Waar wachten we op? Proberen we als free-riders mee te liften op andermans vindingen?

In 2015 spraken ontwikkelde landen in het kader van Mission Innovation af dat ze hun onderzoeksuitgaven voor schone energie zouden verdubbelen. De meeste landen halen dat nog niet en Nederland is één van de absolute achterblijvers. Dat is een gemiste kans om echte systeemimpact te hebben. Verontrustend is vanuit dit perspectief ook dat het aantal patenten voor klimaattechnieken de afgelopen jaren aan het afnemen is, constateert het IEA. Het verdubbelde van 2005 tot 2012, maar nam sindsdien weer met een derde af. Er zit doorgaans ruim tien jaar tussen het ontwikkelen van een nieuw idee en het realiseren van de bijbehorende kostenreductie, waarschuwt het IEA. Stephan Ouaknine, van investeringsfonds Inerjys zegt tegen Quartz: ‘Nieuwe klimaattechnologieën zitten in een financieringsimpasse: niemand wil ze kopen tot ze commercieel bewezen zijn, maar ze worden pas bewezen door ze op commerciële schaal toe te passen.’ Dat is een slang die in zijn eigen staart bijt.

Ondertussen noemt het Duitse Fraunhofer in een Foresight-rapport ter gelegenheid van zijn-70 jarig bestaan ook verschillende klimaattechnieken, die in de komende 10 tot 15 jaar van groot belang zullen worden voor toegepast onderzoek. Kunstmatige fotosynthese is een nieuw onderwerp op de onderzoeksagenda, membranen om water uit de luchtte halen en nieuwe eiwitbronnen, blijven op de agenda en CO2-management staat er al langer op. Volgens Fraunhofer zullen allerlei disciplinaire grenzen in werktuigbouwkunde, elektrotechniek, materiaalkunde, informatica, procestechniek en medicijnen verzachten en zullen we veel spillover-effecten zijn. Maar om die mogelijkheden te realiseren moet natuurlijk wel iemand de portemonnee trekken. Het mooie is dat elk land dat in zijn eentje kan doen.

Lees ook

Nieuwsbrief