Gerald Schut
Bezorgd constateert weekblad The Economist dat de wereld voor het ontwerp en de export van kerncentrales in toenemende mate afhankelijk is van slechts één land: Rusland. Vorig jaar is staatsbedrijf Rosatom begonnen met de bouw van de eerste kerncentrale (€ 17,5 miljard) in Turkije, terwijl het al meer dan tien andere centrales in aanbouw heeft in onder meer Bangladesh, India en Hongarije.
In totaal heeft Rosatom bestellingen binnen voor 33 kerncentrales wereldwijd. En dat terwijl de concurrentie in de touwen hangt. De kernramp in Fukushima (2011) heeft de reputatie van kernenergie, die sinds Tsjernobyl (1986) al belabberd was, nog eens verslechterd. Als reactie werden er wereldwijd kerncentrales gesloten; in de eerste twee jaar na Fukushima daalde de opwekking van atoomstroom met 11 %, waarmee een trend die al decennialang bestond nog eens geaccentueerd werd. Het Franse Orano (vroeger Areva) worstelt met gigantische kosten- en kalenderoverschrijdingen in Finland en China, het Zuid-Koreaanse KEPCO ligt thuis onder vuur en het Amerikaanse Westinghouse krabbelt op uit een failliet. Zo legt de wereld haar lot voor de ontwikkeling van een van de belangrijkste en bewezen koolstofvrije energiebronnen in de handen van het wispelturige, veelal onbetrouwbare regime in Moskou.
Vanuit de VS hoeven we geen nieuwe kerntechnologie te verwachten, concluderen onderzoekers al even bezorgd in PNAS. De auteurs noemen het een reden tot ‘diepe verontrusting voor iedereen die om klimaatverandering geeft’ dat in de VS de marktomstandigheden ontbreken waarin in de komende decennia nieuwe kerntechnologie ontwikkeld kan worden. De huidige LWR-reactoren liggen op apegapen. Interviews met dertig atoomwetenschappers laten zien dat er geen stappen op het gebied van geavanceerde kernsplijting gezet zullen worden. En SMRs, kleine modulaire reactoren? Ook te duur, tenzij de prijs van fossiele energie drastisch stijgt.
De strijd tegen klimaatverandering is er een van de lange adem. Het vergt al gauw meer dan een decennium om een kerncentrale te bouwen en nog langer om technologie te ontwikkelen. In feite besluiten we dus vandaag over de vraag hoeveel CO2-vrije stroom we in (al dan niet verbeterde) kerncentrales tussen 2040 en 2050 kunnen opwekken. We leven dan in het tijdperk waarin de wereldwijde uitstoot bijna nul moet zijn. Het is zeker mogelijk dat we als maatschappij na het uitgebreid afwegen van voor- en nadelen besluiten dat de nadelen van nieuwe generaties kernenergie groter zijn dan de voordelen. Dat verplicht ons wél om een gedetailleerd en onderbouwd alternatief klaar te hebben en alles in het werk te stellen om dat te realiseren.
Het zou volstrekt onacceptabel zijn dat we in 2040 terugkijken en wensen dat we die nucleaire technologie toch maar hadden ontwikkeld en die centrales toch maar hadden gebouwd, maar dat hebben nagelaten om de eenvoudige reden dat we in 2018 te lui en laf waren om er goed over na te denken.