Herman Damveld
In de kerncentrale Borssele ontstaat bij de splijting van uranium naast warmte onder meer plutonium. EPZ, de exploitant van Borssele, heeft 2.800 kg plutonium verkocht met een verlies van €40 miljoen. Tot het jaar 2034 ontstaat nog eens 2.800 kg plutonium waarvoor een speciaal contract tot 2034 is afgesloten met de Franse opwerkingsfabriek Orano zodat ook dit plutonium niet in Nederland opgeslagen hoeft te worden.
De gebruikte brandstofelementen van de kerncentrale Borssele gaan, nadat ze voldoende zijn afgekoeld, naar de opwerkingsfabriek bij La Hague in Frankrijk. In een opwerkingsfabriek worden gebruikte brandstofelementen eerst in kleine schijfjes geknipt en daarna opgelost in chemische stoffen. Bij de opwerking worden drie fracties afgescheiden: het gevormde plutonium (1%), het nog ongebruikte uranium (95,5%) en het hoogradioactieve, warmte-afgevende kernsplijtingsafval (3,5%). Al deze radioactieve stoffen blijven eigendom van EPZ, dat verschillende opwerkingscontracten had afgesloten.
Het eerste contract uit 1975 heeft geresulteerd in 650 kg plutonium dat deels bestemd was voor de destijds geplande snelle kweekreactoren Kalkar in Duitsland en Superphénix in Frankrijk. Het tweede contract uit 1978 zorgde voor 1.400 kg plutonium. Het derde contract liep tot 2004. In totaal kwam bij de opwerking volgens deze drie contracten zo’n 2.800 kg plutonium vrij. Dit plutonium was zoals aangegeven eigendom van EPZ, dat er zelf geen toepassing voor had. In die tijd had plutonium een negatieve marktwaarde van €13,60 per gram. Daarom kregen elektriciteitsbedrijven in met name Zwitserland en Duisland geld toe om het plutonium af te nemen. Deze elektriciteitsbedrijven gebruikten het plutonium door het te mengen met uranium tot Mixed Oxide brandstof (MOX). Een schatting leert dat EPZ €40 miljoen heeft uitgegeven om van het plutonium af te komen.
In 2004 sloot EPZ een nieuw opwerkingscontract af dat werd verlengd tot 2034, het einde van de geplande levensduur van Borssele. Het gaat dan om 2.800 kg plutonium. In 2006 brak de Franse regering het contract open. Zo zou EPZ bijvoorbeeld van tevoren moeten aangeven wat er met het radioactieve afval en het plutonium zou moeten gebeuren. Dat stelde EPZ voor een probleem, omdat buitenlandse elektriciteitsbedrijven het plutonium niet meer wilden hebben; ze zagen namelijk af van het gebruik van MOX-brandstof. Daarop werd een aangepast opwerkingscontract afgesloten, waarbij de kerncentrale Borssele ook gebruik zou maken van MOX. Hiervoor werd een speciale term bedacht, namelijk pre-cycling. Bij recycling gaat het om hergebruik, maar pre-cycling is wat anders. EPZ huurt plutonium van de exploitant van de opwerkingsfabriek, destijds Areva, nu Orano geheten. Van dit plutonium werd en wordt MOX-brandstof gemaakt. Na gebruik in Borsele gaan de brandstofelementen terug naar La Hague. EPZ betaalt daarvoor een – voor ons – onbekend bedrag. EPZ reageerde niet op vragen.
Het is niet zo dat de gebruikte MOX-brandstofelementen worden opgewerkt en dat EPZ het daarbij vrijkomende plutonium weer terugkrijgt: dat zou recyclen betekenen en dat is niet aan de orde. EPZ krijgt telkens verse MOX en zo is voorkomen dat Nederland 5.600 kg plutonium moet opslaan.