Nieuws
0

Bëa in de politiek als roepende in de woestijn

Gerald Schut

‘Het probleem van dit land is dat we geregeerd worden door alfa’s. Die begrijpen het gewoon niet.’ Ruim twintig jaar, nadat ik aan de WUR bij hem in de collegebanken zat, is de hartenkreet van hoogleraar en ex-senator Rudy Rabbinge me bijgebleven. Er zitten nog steeds maar weinig bèta’s in de politiek. Wat is dat ‘het’, dat zij wél begrijpen? Wanneer voelen ze zich anders? En mist ‘de bèta’ eigenlijk ook vaardigheden?

‘Waar ik tegenaan loop? De politiek is een 100% geletterde wereld. Ik krijg elke dag honderden documenten van tientallen pagina’s per stuk in mijn mailbox. Terwijl je vaak in één grafiek hetzelfde kunt zeggen als in heel zo’n rapport,’ zegt natuurkundig Eppo Bruins, die directeur van STW was voor hij kamerlid werd voor de ChristenUnie. ‘Ik zat ooit bij een technische briefing waarbij een ambtenaar zo’n rapport vrijwel letterlijk op slides had gezet, tot we eindelijk bij die ene grafiek kwamen. Aan die grafiek zag ik onmiddellijk dat de redenering in het rapport niet klopte. Sindsdien zeg ik tegen ambtenaren: ik wil eerst de grafiek zien.’

Kwantificeren behoedt niet alleen voor fouten, maar toont ook theoretische speelruimte. ‘Laten zien wat mogelijk is, dat is een echte ingenieursbenadering,’ reageert Rudy Rabbinge, inmiddels met emeritaat. ‘Bij de planbureaus maken ze vaak economische modellen, die een opeenstapeling van aannames zijn en waaruit je dan trends extrapoleert. Het scheppen van mogelijkheden in plaats van het voorspellen van hoe iets gaat, dat is daarentegen een echte bèta-benadering.’

Als voorbeeld noemt de voormalig hoogleraar Plantaardige productiesystemen het rapport ‘Grond voor Keuzen’, dat hij in de jaren 90 voor de WRR schreef en dat nu opnieuw sterk in de belangstelling staat door de stikstofcrisis. ‘Als je op de beste plekken met de ‘best ecological means’ landbouw bedrijft, kan je toe met 80% minder pesticiden en 70% minder kunstmest. Je kunt dan ook toe met de helft van de grond. Dan kwam na een lezing de Portugese minister van Landbouw naar me toe en die vroeg: “Waarom is dit gebied op de kaart geel?” Ik antwoordde: “Dat gebied is marginaal. Dat moet een andere functie krijgen. Het is boter aan de galg om daar landbouwsubsidies aan te geven.” “Daar komt niets van in,’ reageerde hij, “want daar woon ik. Ik heb daar veel grond.”’

Nu valt niet uit te sluiten, dat de minister ook als hij ingenieur was geweest zijn eigenbelang had laten prevaleren boven het collective, maar systeemdenken noemen alle geïnterviewden als belangrijk pluspunt van een technische achtergrond. ‘Bèta’s zien systemen beter en begrijpen wanneer je te maken hebt met communicerende vaten,’ reageert elektrotechnicus Wybren van Haga (FvD; ex-VVD). ‘Bij biomassa ontzenuwt een bèta onmiddellijk de fictie dat een boom even hard groeit als je hem verbrandt. Of neem die PCR-testen. Bèta’s begrijpen direct dat je een probleem hebt als je foutmarge 20 keer hoger is dan je prevalentie.’

Volgens Van Haga zou meer betrokkenheid van ingenieurs de politiek kunnen behoeden voor wensdenken en gemakzucht. ‘Bij ICT-systemen zie je bijvoorbeeld ook vaak dat politici met een illusie van veiligheid leven. Dan krijg je dat politici willen bepalen wat er in een ICT-systeem moet. Omdat de meeste politici nog nooit in een professionele omgeving hebben gewerkt, waar je een product ontwikkelt in cycli van ontwerp, test en validatie, denken ze veel te makkelijk dat er nog wel iets bij kan. De Belastingdienst heeft inmiddels een totaal onwerkbaar takenpakket. Een ingenieur zou nooit met zo’n draconische kerstboom aan regelgeving op de proppen gekomen zijn.’

Eppo Bruins van de ChristenUnie mist ook vaak systeembegrip in de Tweede Kamer: ‘We hebben in Nederland grote systemen, zoals zorg en pensioenen. Om die te begrijpen heb je eigenlijk een soort stroomdiagrammen in je hoofd nodig, waarmee je alle mogelijke permutaties voor je ziet. Voor bèta’s als Pieter Omtzigt en mij gaat dat vanzelf.’

‘Politiek is een balanceer-act tussen wat technisch mogelijk is en wat maatschappelijk acceptabel is,’ zegt schei- en milieukundige Bas Eickhout, die bij de vorige verkiezingen voor het Europarlement zowel lijststrekker was van GroenLinks, als duo-Spitzenkandidat van de Europese Groenen. ‘Een bèta-achtergrond helpt zonder meer om dingen sneller te doorgronden en sneller de onzin van de zin te scheiden. Je staat makkelijker boven de materie. Zeker EU-politiek kan erg technisch zijn met zelfs wiskundige formules in wetsteksten. Bijvoorbeeld over de vraag wie gratis emissierechten krijgt. Dan helpt het als je niet schrikt van formules of complexe teksten.’

Volgens Eickhout laten bèta’s zich minder makkelijk bespelen door lobbyisten: ‘Maar politieke processen kunnen voor een bèta wel erg frustrerend zijn als inhoudelijke argumenten niet de doorslag geven. Juist ook bij klimaatbeleid is technische kennis cruciaal. In het energiedebat zou het enorm helpen als politici energiebalansen begrijpen en zien dat waterstof niet zomaar uit de hemel komt vallen. Het is natuurlijk onzin dat waterstof overal de beste oplossing voor is, maar de lobby heeft waterstof als hamer en ziet dan over spijkers.’

‘Ik denk dat wij bèta’s soms te weinig oog hebben voor het sentiment in de samenleving,’ zegt ex-VVD’er Van Haga. Eickhout sluit zich daarbij aan: ‘Het is voor een bèta niet altijd makkelijk dat maatschappelijke acceptatie mensenwerk is. Als mensen zich ergens onprettig bij voelen heb je niets aan 20 rapporten waarin staat dat het de beste oplossing is. Een heel extreem voorbeeld was CCS in Barendrecht. Het hielp al niet dat er een rapport kwam met Shell als afzender. Maar dan de argumentatie: CSS is zó veilig dat we het juíst in een woonwijk willen aantonen. Je kan inderdaad denken: we wonen ook naast tankstations en je wilt niet weten wat er daar allemaal onder de grond zit. Maar zo’n puur technisch verhaal komt niet aan.’

Wanneer voelen bèta’s zich anders? ‘Mijn opa was fietsenmaker, in mijn familie zijn veel mensen heel praktisch met techniek bezig. Ik vraag me altijd af wat technisch mogelijk is. Daar zit ik wel relatief eenzaam in,’ vertelt civieltechnicus Chris Stoffer van de SGP. ‘Er zitten in de politiek ook erg veel politicologen, juristen en mensen met een communicatie-achtergrond. Die zijn toch meer bezig met de vraag hoe je een verhaal verkoopt.’

‘Ik ben in de techniek gaan studeren omdat ik goed was in wis- en natuurkunde. Maar gelukkig heb ik ook een veel bredere interesse. Als je puur technisch geïnteresseerd bent, heb je het hier denk ik heel moeilijk. Een pure bèta zou hier denk ik bar ongelukkig worden.’

Zo ziet Eppo Bruins (ChristenUnie) dat ook: ‘Ik heb eigenlijk geen plezier in het politieke spel zelf. Het is typisch bèta om gewoon de beste keuze te willen realiseren. Een bèta vindt nogal snel dat hij gelijk heeft, want dat kan hij narekenen. De vreugde die ik bij sommigen zie tijdens het bedrijven van koehandel, deel ik totaal niet. Wat dat betreft is politiek voor mij dagelijks vechten tegen frustratie en energielek. Gelukkig weet iedere bèta ook: ik heb een vak geleerd. Ik kan ook iets anders gaan doen. Ik doe het vanuit mijn geloof en omdat ik merk dat mijn denkwijze anders ontbreekt. We hebben meer bèta’s in de Tweede Kamer nodig. Iemand moet het doen. In de Tweede Kamer hebben we het, sinds ik dat in 2016 heb aangekaart, niet meer over laag- en hoogopgeleid, maar over praktisch en theoretisch geschoold. Daar ben ik trots op. Een meestertimmerman is een vakman. Die is hoogopgeleid! Woorden doen er toe en daarom is het zo belangrijk dat wij bèta’s meepraten. Ik voel me eigenlijk een soort profeet.’

Energie is een veelgenoemd en gepolariseerd onderwerp waarop bèta’s merken dat hun denkwijze en technische bagage iets toevoegt. Stoffer: ‘Ik kom soms droevig uit die commissievergaderingen over klimaat. Collega’s kijken vaak alleen naar de streefpercentages, terwijl ik zie dat doelen niet gerealiseerd kunnen worden in de tijdslijn die ervoor gepland wordt. Ik ben erg voor maatregelen en voor vooruitgang, maar als je straks in 2030 de stekker in het stopcontact steekt, moet alles nog wel werken. Daarom heb ik bijvoorbeeld gevraagd om een stresstest van ons energiesysteem. We moeten zeker weten dat dat robuust is. Ik kwam daar steeds naar buiten met het gevoel dat ze denken dat ik gek ben, terwijl ik alleen zeker wil weten dat alles straks nog werkt.’

Onderwerp:
ArbeidsmarktBedrijfsvoeringBeleidOnderwijs

Meer relevante berichten

Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.

Nieuwsbrief

Relevante berichten
×