Jan Spoelstra
Volgens branchevereniging Koninklijke NLingenieurs moeten overheden de aanbesteding voor een nieuwe woonwijk of rijksweg veel breder in de markt zetten. Dus niet per definitie een extra rijbaan de stad in, maar de markt uitdagen om mensen in tien minuten van snelweg naar centrum te krijgen. En ons dichtbevolkte land noopt tot vindingrijkheid op het gebied van slimme mobiliteit, dat daarmee de potentie heeft hét nieuwe exportproduct van Nederland te worden.
‘Er zijn talloze kansen gemist als het gaat om productie en efficiënt energiegebruik integreren in civiele bouwprojecten’, aldus Johan van den Elzen, die afgelopen zomer de voorzittershamer van Koninklijke NLingenieurs overdroeg aan Carla Moonen. ‘En dat komt omdat projecten vaak té smal in de markt gezet worden. Zonnepanelen, warmtenetten, koppeling met de industrie – er zijn zoveel combinaties mogelijk. We zien vaak dat projectleiders bij opdrachtgevers innovaties zien als een risico, als kans op kostenoverschrijdingen en uitloop van een project.’
Ook volgens de huidige voorzitter van de branchevereniging moet de mindset bij opdrachtgevers, vaak overheden, veranderen. ‘Het zit tussen de oren’, aldus Moonen. ‘Zet in de aanbesteding dat een weg of woonwijk energieneutraal aangelegd moet worden en benut vervolgens de denkkracht van Nederlandse ingenieurs en innovatieve bedrijven om met slimme oplossingen te komen die passen bij het landschap. Eis van de consortia die opdrachten aannemen een CO2-neutrale aanleg, veel moeilijker is het vaak niet.’
Een fraai voorbeeld is het project Ruimte voor de Rivier volgens Moonen. ‘Het omvat circa veertig grote projecten waaronder het verleggen van dijken en vergroten en verdiepen van uiterwaarden. Met als doelstelling de afvoer- en bergingscapaciteit van rivieren te vergroten. Aanleiding waren de extreem hoge waterstanden in de rivieren in 1993 en 1995 en de dreiging van overstromingen.’
Als dochter uit een agrarisch gezin is Moonen onder de indruk van de Overdiepse Polder. ‘Boeren hebben heel nadrukkelijk gezegd dat hun land best wel eens in de vijfentwintig jaar een keer kan overstromen, als er maar ruimte is om woonruimte op veilige grond te zetten. Huizen en stallen staan daarom weer op terpen; het land is overstroomgebied voor de Bergsche Maas bij extreem hoog water. Hier zie je echt hoe ingenieurs bij de inrichting van de omgeving de beste oplossingen zoeken die alle belangen behartigen.’
De branchevereniging Koninklijke NLingenieurs heeft de afgelopen jaren een transitie doorgemaakt, waarbij twee belangrijke trends opvielen. In de eerste plaats zag Van der Elzen dat ingenieursbureaus, en bedrijven in het algemeen, niet meer per definitie lid worden van een ondernemersvereniging. ‘What’s in it for me? Wat is de direct toegevoegde waarde van mijn lidmaatschap? Dat vraagt men zich nu af. Je moet als branchevereniging heel nadrukkelijk een agenda hebben die de belangen van de hele sector behartigt. Onze pogingen om aan bestuurstafels in Den Haag de aanbestedingsprocessen anders in te richten, zijn een uitstekend voorbeeld van activiteiten die ingenieursbureaus alleen nooit zouden kunnen optuigen.’
In de tweede plaats was Koninklijke NLingenieurs traditioneel georiënteerd, met secties voor infrastructuur, grond en milieu, water, et cetera. Van den Elzen: ‘Maar de uitdagingen waar we als maatschappij anno 2018 voor staan, vragen een meer integrale aanpak.’ Koninklijke NLingenieurs profileert zich vanaf de zomer 2018 op vier thema’s, te weten klimaatadaptatie, energietransitie, mobiliteit en circulair. ‘Een kind van acht weet dat dat de thema’s zijn die er de komende decennia toe doen.’
Volgens Moonen geeft deze insteek ingenieurs de mogelijkheid om zichzelf beter te profileren: ‘Een ingenieursbureau werkt vaak op de achtergrond. De ingenieurs werpen de projecten en kunnen dat zeer goed integraal doen door rekening te houden met aspecten als bodem, ligging, waterstanden en, heel belangrijk, bewoners. Alle thema’s worden gecombineerd in een ontwerp en dat leidt tot een efficiënt stuk infrastructuur, energie-neutrale woonwijken, een gebouwde omgeving die klaar is voor het klimaat van de toekomst.’ Er is veel innovatie in de sector.
Johan van den Elzen is als oud-ceo van Movares, het vroegere Holland Rail Consult en ingenieursbureau van de NS, nog steeds onder de indruk van de Nederlandse stations, met als recente voorbeelden Rotterdam Centraal en alle inmiddels redelijk opgeloste perikelen tijdens de bouw van de Noord-Zuidlijn. ‘De oude houten palen van Amsterdam CS moesten getrokken worden, terwijl het station erboven niet meer dan 5 mm mocht bewegen. Op ingenieuze wijze zijn er schachten rond de oude fundaties geplaatst, zijn de palen losgekomen door een dun laagje water eromheen en heeft een robotwagen de palen stukje voor stukje getrokken, doorgezaagd en het restant afgevoerd. Die hele aanleg is echt een huzarenstukje van Nederlands ingenieurswerk geweest.’
Daarnaast is de ondertunneling van de A2 in Maastricht een project waarin volgens Van der Elzen veel samenkomt. ‘De tunnel heeft twee lagen en dat is niet eerder vertoond. Ook ontstond een bijna 10 km lange en ongeveer 600 m brede strook grond waar onder andere een stadspark aangelegd kon worden en zijn de huizenprijzen veel harder gestegen dan je op basis van het economisch tij zou verwachten. Alles onder andere doordat het project ruim is aanbesteed en ingenieursbureaus in samenwerking met ketenpartners met eigen oplossingen konden komen.
In het verleden hebben ambitieuze doelen tot enorme innovaties geleid. Denk aan de ruimtevaartprogramma’s die de eerste mens op de maan gezet hebben. Dat leidt tot een enorme spin-off aan kennis. Moeten we voor onze ingenieursbureaus ook niet een soort eerste-mens-op-Mars-achtige uitdaging stellen? Een doel dat bovendien een hoop export van kennis oplevert? Van den Elzen: ‘De Deltawerken en onze expertise op het gebied van waterbouw passen natuurlijk in dat straatje. Maar die export op zich moet geen doel zijn. Het moet passen bij een land, bovendien moet je niet dubbelen met andere landen.’
Moonen vult aan: ‘Wij zijn natuurlijk het land waar je op het gebied van mobiliteit veel kunt laten zien. Ons land telt een groot verknoopt wegennet, spoornet en vele vaarwegen. Bovendien zijn we een van de drukst bevolkte landen ter wereld waar de wegen dichtslibben. Hoe houd je de stad bereikbaar? Hoe houd je het platteland leefbaar? Hoe organiseer je vervoer klimaatneutraal? Als aanvulling op de Nederlandse toonaangevende waterbouwsector, zou slimme mobiliteit een volgend exportproduct van Nederland kunnen worden.’